Duits
Lang geen verschil met Nederlands

Beeld: Wikimedia Commons/Publiek domein
Duits is een West-Germaanse taal met rond de 95 miljoen moedertaalsprekers. Het is de officiële taal van Duitsland, Luxemburg, Oostenrijk en Zwitserland.
Diet is volk
Het Nederlands grenst van oudsher aan het Duits, en is bovendien nauw verwant aan die taal. Lange tijd maakte men geen verschil tussen het Nederlands en het Duits of tussen Nederlandse en Duitse dialecten, zelfs niet in de benaming van de taal. Duyts of Diets was de taal die gesproken werd door het volk, door de gewone stervelingen (oftewel de Duytsers) – of die nu in het tegenwoordige Nederland of het tegenwoordige Duitsland woonden. Diets, de westelijke vorm, en Duits zijn allebei afgeleid van het Middelnederlandse woord diet, dat staat voor ‘volk, lieden’. Engelsen noemen Nederlands nog steeds Dutch.
Sloot en schop
De oudste contacten tussen Nederlanders en Duitsers die in de taal sporen hebben achtergelaten, dateren uit de eerste helft van de twaalfde eeuw. Toen vestigden groepen Nederlanders zich in het noorden en noordoosten van Duitsland, in de buurt van Hamburg en in de streken Mecklenburg-Vorpommern en Brandenburg. Deze Nederlanders trokken naar Duitsland om onbebouwde veengrond te ontginnen – een vaardigheid waar ze toen al vermaard om waren. Tot op heden, dus ruim acht eeuwen later, zijn er nog steeds sporen van de Nederlandse kolonisatie in de Nederduitse dialecten te vinden: de dialecten in Mecklenburg-Vorpommern en Brandenburg kennen nog altijd ongeveer tweehonderd Nederlandse leenwoorden, en die rond Bremen en Hamburg circa honderd. Die leenwoorden hebben onder andere te maken met de waterwinning, zoals blijkt uit de geleende woorden sloot, beek, vliet en wetering. Verder zijn huis-tuin-en-keukenwoorden overgenomen als spade, schop, dorpel en dierennamen zoals pad, mier en mol.
Schaak en klaar
Politieke invloed op de Nederlanden had Duitsland van 1356 tot 1433, toen het Beierse huis over Holland regeerde. Aan de hoven werd Duits en vooral Frans gesproken. In de Bourgondische tijd (1433-1555) werd Brussel de hoofdstad van het Bourgondische rijk, en een centrum van Franse cultuur. Het Zuid-Nederlandse ridderwezen stond in de middeleeuwen in zo’n hoog aanzien dat het diende als schakel tussen de Franse en de Duitse adel, met als gevolg dat de Duitse riddertermen deels via het (Zuid-)Nederlands zijn geleend. Zo zijn de centrale begrippen uit de hoofse riddercultuur - dorper, hoofs en ridder - via het Nederlands in het Duits bekend geworden; ook het modewoord klaar en allerlei termen voor luxeproducten (gordijn, juweel), voedingsmiddelen (konijn, pastei) of zaken waarmee de adel zich bezighield (schaak, dans) nam het Duits over uit het Nederlands.
Maatjesharing
In de zestiende en zeventiende eeuw vormde Vlaanderen het centrum van de haringvangst. Het Duits kent dan ook een groot aantal Nederlandse vissennamen, zoals maatjesharing, ansjovis, bokking, garnaal, haai, kabeljauw, makreel en potvis. De Nederlandse vloot gold als voorbeeld voor de Duitse, met als gevolg dat veel Nederlandse scheepstermen in het Duits zijn overgenomen, zoals boei, vracht, kabel, kajuit, laveren, matroos, orkaan. De meeste Duitsers voeren in de zeventiende eeuw met Hollandse schepen over zee, en nog in de achttiende eeuw was Nederlands de taal van de Hamburgse zeevaartschool. De Nederlandse vaardigheid met betrekking tot het waterbeheer heeft geleid tot het overnemen van woorden als baggeren, dammen, dijken, duin, gracht, modder, moeras, polder.
Protestanten bleven Nederlands spreken
De staatsgrens met Duitsland ligt officieel vast sinds 1648. Vanaf dat moment heten dialecten die worden gesproken op Duits grondgebied Duitse dialecten en die op Nederlands grondgebied Nederlandse dialecten. In enkele Duitse gebieden is echter nog lange tijd Nederlands gebruikt. Dat had te maken met het geloof. In de zestiende en zeventiende eeuw vluchtten veel Nederlandse protestanten naar Duitsland en vestigden zich in vluchtelinggemeenten. Emden gold toen zelfs als ‘Moederkerk’ van het Nederlandse protestantisme. Hier bleef men Nederlands spreken, totdat het gebied in 1744 werd ingelijfd door Pruisen en Hoogduits de officiële taal werd.
Fiets en bintje
In de negentiende eeuw waren Duitse geleerden op velerlei terreinen toonaangevend in West-Europa, waardoor de Nederlandse standaardtaal invloed onderging van het Duits en minder andersom. Maar handelsproducten en de woorden daarvoor bleven hun weg vinden van de Lage Landen naar Duitsland, denk aan bintje, boskoop (appelsoort), edammer, maar ook fiets en bromfiets.
Bron: Nederlandse woorden wereldwijd, Nicoline van der Sijs (uitgeverij SDU).