Belgisch-Nederlands
Leefloon en onthaalmoeder

Vlamingen gebruiken soms andere woorden dan Nederlanders en Surinamers, ook als ze precies hetzelfde bedoelen. Om hoeveel woorden gaat het?
Duizenden woorden
In de dikke Van Dale staan meer dan 2000 woorden waar het label ‘Belgisch-Nederlands’ bij staat. In het grote Prisma-woordenboek Nederlands worden er rond de 5000 genoemd. Dat zijn dus woorden en uitdrukkingen die alleen in het Belgische deel van het taalgebied gebruikt worden, of die er een andere betekenis hebben.
Franse woorden
Ten eerste zijn er woorden (of uitdrukkingen) die de Vlamingen uit het Frans hebben gehaald. Vaak zijn die dan letterlijk vertaald, zoals iets kopen aan vijf euro; een Nederlander koopt iets immers voor vijf euro.
Dialectwoorden
In de tweede plaats zijn er woorden die afkomstig zijn uit Vlaamse dialecten, zoals hesp (ham).
Leefloon en bijstand
En in de derde plaats zijn er woorden die niet uit het Frans of een Vlaams dialect komen maar gewoon door de Vlamingen zelf bedacht zijn, zoals onthaalmoeder. Nederlanders spreken hier van een opvangmoeder. Sommige van die begrippen zijn min of meer officieel vastgelegd, zoals het leefloon. Dat is in België de benaming voor de uitkering die iemand zonder inkomsten krijgt van de overheid. In Nederland is dat de bijstand.