1782
Betje Wolff en Aagje Deken
Betje Wolff en Aagje Deken

Eerste publicatie van de brievenroman Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart van de schrijfsters Betje Wolff en Aagje Deken. Hun werk viel op door een oorspronkelijke schrijftrant en het gebruik van spreektaal.
Zó als een fatsoenlyk Meisje een verwaanden
knaap altoos moet behandelen
In een brief van Mejuffrouw Sara Burgerhart aan de heer Jacob Bruynier na een schriftelijke toenaderingspoging van zijn kant.
Maar, nu ik merk, dat gy eenige oogmerken omtrent my hebt, waar van ik u nooit verdagt hield, zo moet ik u openhartig zeggen, dat gy my meer stof tot verwondering geeft, dan ik ooit meende door u te kunnen krygen.
Hoe, myn Heer, heb ik u de minste aanleiding gegeven, om zulke gedagten in u te doen opryzen? Hoe weinig kent gy my! Hoe dood vreemt zyt gy omtrent u zelf! Ik moet of boos op u worden, en dat bevalt my niet; of ik moet u hartlyk uitlachen. Nooit zeker las men zo eene ongevallige mengeling van zotteklap, en dwaze inbeelding, op zeer twyffelachtige verdiensten, dan dat schriftje bevat. Dit van stukje tot beetje aan te tonen, is beneden mynen aandagt. Ditmaal vergeef ik u alles, op deeze voorwaarden: ‘dat gy my hier over nooit meer spreekt; - zelf verbied ik u, my voor deeze gekheden om excuus te vragen; en dat gy, is 't mooglyk, door dit geval poogt wyzer te worden, en wat beter uwe eigen waarde te berekenen.
Zo gy hier toe geen geneigtheid hebt, dan zult gy u moeten laten welgevallen, dat ik u zó, en op dien afstand behandel, als een fatsoenlyk Meisje een verwaanden, of wilt gy lastigen, knaap altoos moet behandelen.