Singalees
Bijbel en betalen in Sri Lanka
Bijbel en betalen in Sri Lanka

Singalees is een Indische taal en de officiële taal van Sri Lanka. De taal wordt geschreven in het Singalese alfabet.
Nadat Joris van Spilbergen in 1602 Ceylon, het huidige Sri Lanka, had aangedaan, liet de VOC het oog vallen op dit eiland, dat rijk was aan specerijen, vooral kaneel. In 1610 kregen Nederlanders er beperkte handelsvrijheid, en in de daaropvolgende decennia verdreven ze de Portugezen langzamerhand van het eiland. Na verloop van tijd kregen de Nederlanders het alleenrecht voor de vrije handel op het hele eiland. Na 1658 vestigden de Nederlanders zich in de gebieden langs de zee.
Notaris, commissaris, secretaris
Anders dan in de meeste andere Aziatische gebieden, waar de VOC slechts handelskantoren bezat, nam de VOC in de Ceylonese kustprovincies het bestuur op zich, en fungeerde zo als overheid. Om het monopolie op kaneel te beschermen tegen Europese concurrenten richtte de VOC op Ceylon een relatief grote legermacht op; dat zal de reden zijn dat het Singalees de Nederlandse woorden bajonet, compagnie, munitie, patroon, pistool, soldaat, wapen heeft overgenomen.
Voor het bestuur voerden de Nederlanders het Romeins-Hollandse recht in, dat op Sri Lanka nog steeds van betekenis is. Het Nederlandse bestuur en de invoering van het recht hebben tot een groot aantal leenwoorden in het Singalees geleid. Illustratief zijn de namen van bestuurspersonen, zoals admiraal, advocaat, bode (gerechtsbode), commissaris, magistraat, notaris, secretaris.
Kakhuis
In 1796, tijdens de napoleontische tijd, namen de Engelsen Ceylon over. In 1814 werd dit definitief vastgelegd. Met de verdwijning van de Nederlanders verdween ook hun taal: in 1801 werd Engels de rechtstaal, in 1813 werd het Nederlands op de laatste scholen afgeschaft.
Peterselie en tafellaken
Ongeveer 230 woorden in het Singalees zijn uit het Nederlands geleend (sommige zijn inmiddels verouderd). Terreinen waarop de Nederlanders invloed uitoefenden waren handel (betalen, duit, kwitantie, winkel), landbouw (aardappel, akker, boon, molen, peterselie), sterke drank (bottel, stokerij, wijn) en huizenbouw (kamer, kakhuis, kerkhof, raam, stoep, zolder) inclusief huisraad (ketel, tafellaken). Behalve tastbare zaken introduceerden de Nederlanders ook allerlei immateriële, geestelijke zaken. Nadat ze het protestantisme hadden ingevoerd, zorgden ze voor bijbelvertalingen: zij drukten in 1740 de eerste bijbelvertaling in het Singalees. Het wekt dan ook geen verbazing dat het Singalese woord voor bijbel uit het Nederlands is geleend.
Bron: Nederlandse woorden wereldwijd, Nicoline van der Sijs (uitgeverij SDU).