De jongerenwebsite van de taalunie

wereldwijd
   

Fries

Sterk beïnvloed door het Nederlands

Friesland, met de stad Leeuwarden.
Friesland, met de stad Leeuwarden.

Beeld: NorwayToday/Wikimedia Commons CC BY-SA 2.5

Fries is een West-Germaanse taal die in de vroege middeleeuwen werd gesproken aan alle riviermondingen tussen de Schelde en de Weser. De Friese gebieden reikten nergens verder dan zo’n 40 kilometer landinwaarts, en verloren vanuit het zuiden allengs hun Friese karakter. Via de zee onderhielden de Friezen contacten met de Scandinavische landen, waardoor enkele Friese woorden door deze talen zijn geleend.

Friesland bij de verenigde Nederlanden

In 1289 onderwierp de Hollandse graaf Floris V de Friezen die in het huidige Noord-Holland woonden. In 1498 kreeg hertog Albrecht van Saksen de Friese gebieden, de huidige provincies Friesland en Groningen, door schenking en betaling van de Duitse Rooms-koning Maximiliaan. Daarmee verdween de ‘Friese vrijheid’. Zijn zoons verkochten het gebied in 1515 aan Karel V. In 1579 sloot Friesland zich (met Groningen) aan bij de Unie van Utrecht en vanaf dat moment was het een van de Zeven Verenigde Nederlanden, zij het met een eigen stadhouder.

Westlauwersfries

Momenteel wordt er in Nederland alleen in Friesland en in het uiterste westen van Groningen nog Fries gesproken; het is de moedertaal van ongeveer 350.000 mensen. Er bestaat verschil tussen het Fries in Nederland en Duitsland: het Fries in Nederland wordt Westlauwersfries genoemd. Het Stadfries, dat in de Friese steden gesproken wordt, heet wel Fries, maar is een Hollands dialect. In Duitsland wordt nog door 1000 mensen in Saterland (onder Oldenburg) Oost-Fries (ook wel Saterfries) gesproken. Op de Friese eilanden en het kustgebied daartegenover, in Sleeswijk-Holstein, wordt respectievelijk Eiland-Noord-Fries en Vastelands-Noord-Fries gesproken, door ongeveer 10.000 mensen.

Officiële taal in Nederland

Het Fries in Nederland kreeg in de twintigste eeuw een officiële status: vanaf 1955 werd Fries toegestaan als onderwijstaal in de eerste drie klassen van de lagere school, in 1970 werd Friesland door de Nederlandse overheid erkend als tweetalige provincie. In 1985 werden het Fries en het Nederlands gelijkwaardig in het bestuurlijk verkeer. In 1997 ratificeerde Nederland het Europese Handvest voor Regionale en Minderheidstalen, en versterkte daarmee de officiële positie van het Fries.

Bijgeloof en ootmoed

Sinds de middeleeuwen is het Fries sterk beïnvloed door het Nederlands. Het gaat dan vooral om bestuurlijke, administratieve termen (allesbehalve, alreeds, alsof, alvast, beambte, bejegenen, bekrachtigen, beleid, bepaling, beraadslagen, berispen, bevroeden, boedelscheiding, bovendien, buitendien, burgervader, deurwaarder, omroep, omtrent, tentoonstellingen, vrouwenvereniging), en om schoolwoorden (herexamen, herhalingsoefening, herscholing, leraar, les). Ook religieuze termen zijn geleend, zoals bede, bijgeloof, geloven, gezindte, hervormd, ootmoed, vergiffenis).

Achterklap en armetierig

Verder is een groot aantal samenstellingen en uitdrukkingen geleend die na de middeleeuwen zijn gevormd en die veelal juist uit de spreektaal stammen (achterklap, achterwege blijven, baanbreker, bakvis, naar bed gaan, bekokstoven, branieschopper, er vandoor gaan, om de haverklap, neuken, ongesteld).
Veel bijvoeglijke naamwoorden zijn overgenomen, zoals armetierig, baldadig, balorig, bedachtzaam, begaafd, belachelijk, bezeten, gehaaid, gehoorzaam, grof, makkelijk, mooi, sneu, verlegen, vermaard, verontwaardigd, verwaand, vrijpostig en vrolijk.

Dommekracht en hakkebord

Maar ook namen voor nieuwe vindingen of producten zijn geleend, denk aan dommekracht, draairaam, eierkool, ganzenbord, gieter, gulp, hakkebord, kinderschoen. Verder voedingsmiddelen zoals beschuit, boterham, snert, vla, vlaai, en planten en vruchten zoals abrikoos, anjer, bamboe, gierst, lelie.
Eigenlijk is er geen terrein te vinden waarop het Nederlands géén invloed heeft uitgeoefend op het Fries. Zelfs namen voor familieleden zijn geleend, bijvoorbeeld schoondochter, -moeder, -vader, -zoon, -zuster, neef, oom, tante en vader.

Bron: Nederlandse woorden wereldwijd, Nicoline van der Sijs (uitgeverij SDU).

Gerelateerde berichten