De jongerenwebsite van de taalunie

wereldwijd
   

Frans

Van manneke naar mannequin

Het Franse mannequin komt van manneke. © Auguste Racinet
Het Franse mannequin komt van manneke. © Auguste Racinet

Foto: Wikimedia Commons/Publiek domein

Frans is een Romaanse taal met 91 miljoen moedertaalsprekers. Het is een officiële taal in Algerije, Andorra, België, Benin, Burkina Faso, Burundi, Canada, Centraal Afrikaanse Republiek, Congo, Djibouti, Frankrijk, Frans Guyana, Gabon, Guadeloupe, Guinee, Haïti, Ivoorkust, Kameroen, Luxemburg, Madagascar, Mali, Martinique, Mauretanië, Niger, Réunion, Rwanda, Senegal, de Seychellen, Togo, Tsjaad en Zwitserland.

Frans was toonaangevend

Frans en Nederlands zijn altijd buurtalen geweest. In de achtste eeuw ontstond geleidelijk de taalgrens tussen het Nederlands en Frans. Die heeft in de loop van de tijd enige schommelingen ondergaan, maar sinds de veertiende eeuw is ze niet meer ingrijpend veranderd. Nadat de taalgrens vast was komen te liggen, bleef het gebied tussen het Frans en het Nederlands - Vlaanderen, Wallonië en Noord-Frankrijk - een overgangsgebied: hier bestond een grote mate van tweetaligheid. In de periode van 1400 tot 1800 was Frankrijk in heel West-Europa op cultureel, militair, wetenschappelijk gebied toonaangevend; daardoor onderging het relatief weinig invloed van buitenaf, terwijl het wel veel invloed uitstraalde. Die periode eindigde met Napoleon Bonaparte. Daarna nam de grote Franse invloed op West-Europa snel af.

Boterham en sijsje

Al met al heeft het Frans vooral leenwoorden gegeven en minder genomen. De woorden die het uit het Nederlands heeft geleend, zijn vooral via het tweetalige zuidelijke gebied verlopen en veel minder tussen de standaardtalen Nederlands en Frans.

Welke woorden zijn er zoal geleend door het Frans? Veel woorden in de landbouw en veelteelt: aardappel, belhamel (ram die kudde aanvoert), bintje, boekweit, hop, koolzaad, mijt, sijsje, teek.
Dan zijn er woorden die verwijzen naar oorlogshandelingen (Fransen vochten met en tegen de Republiek), zoals: bijwacht, blokhuis, bolwerk, buit, drossen, kwartiermeester.
De contacten op zee blijken uit bijvoorbeeld aanmeren, bakboord, ballast, boeglijn, boegspriet, boei, fok, hijsen, mast, stuurboord, vracht, windas. Geleende namen voor vissen en zeedieren zijn onder andere baars, haring, kabeljauw, krab, makreel, schelvis, spierling, stokvis. Woorden die Nederlandse vernieuwingen op allerlei terreinen aanduiden, zijn bijvoorbeeld atlas, berm in de vestingbouw, actie ‘aandeel in grondkapitaal (een VOC-vernieuwing)’, beurs (handelsbeurs), gas, kaken, korfbal, loterij.

Nederlandse woorden die in de Franse dialecten zijn overgenomen, zijn over het algemeen huis-tuin-en-keukenwoorden en woorden die de landbouw, veeteelt en voedingsmiddelen betreffen, denk aan woorden als beddengoed, boekweitkoek, boterham, botermelk, dekbed, emmer (als vloeistofmaat), gist, handmolen.

Geleend en teruggeleend

Tot slot heeft een aantal Nederlandse leenwoorden in het Frans een specifieke vorm en betekenis gekregen die vervolgens aan zeer veel andere talen is doorgeleend. De bekendste zijn de Nederlandse woorden bijwacht, blazen, boek, bolwerk, manneke, pak, plak, schokken, steken en stapel die de bron vormen van de Franse woorden bivouac, blasé, bouquiniste (antiquaar), boulevard, mannequin, paquet, plaquette, choquer, étiquette en étape. Deze internationale woorden zijn ook door het Nederlands overgenomen en dus teruggeleend.

Bron: Nederlandse woorden wereldwijd, Nicoline van der Sijs (uitgeverij SDU).

Gerelateerde berichten