Zuid-Afrikaans-Engels
Give him on his donder
Give him on his donder

Zuid-Afrikaans-Engels is de variëteit van het Engels die in Zuid-Afrika wordt gesproken. In 1994 werden er bij de opheffing van de apartheid elf officiële talen ingesteld, wat in de praktijk inhield dat het Engels de belangrijkste taal werd. Maar volgens de volkstelling uit 2001 gebruikt slechts 8 procent van de Zuid-Afrikaanse bevolking het Engels als thuistaal. Toch heeft het Engels in het openbare leven de sterkste positie. Daardoor wordt het meer en meer de tweede taal voor iedereen.
De plantennaam wacht-een-beetje
Flora, fauna en het landschap hebben het Engels veel Nederlandse leenwoorden opgeleverd, zoals aardvarken, aasvogel, boomslang, geelbek, goudsbloem, grijsbok, hartenbeest, klipdas, kloof, kraal, springhaas, steenbok, wildebeest en de plantennaam wacht-een-beetje voor een doornplant die aan je kleding kleeft.
Maar ook verdomd, verneuken (bedriegen), schoelje (in de betekenis zwarte of gekleurde Afrikaanse crimineel), takhaar (voor een boers, onverzorgd persoon). En verder natuurlijk wereldwijd veel gebruikte woorden als apartheid, boer en de leenvertaling homeland voor thuisland.
Allemachtig en dronkenlap
Verder kent (of kende) het Zuid-Afrikaans-Engels honderden Afrikaanse leenwoorden die (nog) niet bekend zijn in het Brits-Engels, zoals achteros, allemachtig, alstublieft, anderskleurig (niet-blanke), bastaard (persoon van gemengde etnische herkomst), bedonderd, beneukt, domkop, donder (give someone on his donder), dronkenlap en nog een groot aantal planten- en dierennamen.
Bron: Nederlandse woorden wereldwijd, Nicoline van der Sijs (uitgeverij SDU).