De jongerenwebsite van de taalunie

wereldwijd
   

Sranantongo

Sukrupatu is suikerpot

De vlag van Suriname.
De vlag van Suriname.

Sranantongo is een creooltaal ontstaan in Suriname. De taal heeft 102.000 moedertaalsprekers.

Creooltaal

In Suriname woonden in eerste instantie een aantal indianenvolken, met name Karaïben en Arowakken. In 1613 richtten Amsterdamse kooplieden een factorij op in Suriname. Daarna vestigden Engelse kooplieden zich daar. In de zeventiende eeuw werden tot slaaf gemaakte mensen aangevoerd naar de plantages. In de hierop volgende jaren ontstond er in de plantages door het contact tussen de tot slaaf gemaakte mensen, de indianen en Engelsen een creooltaal die was gebaseerd op het Engels. Vroeger noemde men de taal Negerengels, tegenwoordig Sranantongo of Sranan.

Invloed van het Nederlands

Tijdens de Tweede Engelse Oorlog in 1666 veroverde een Zeeuwse vloot Suriname op de Engelsen. Bij de Vrede van Breda in 1667 werd overeengekomen dat Nederland Suriname mocht houden en Engeland meester werd van Nieuw-Amsterdam (New York).
In de plantagekolonie Suriname werd het Nederlands onmiddellijk de enige officiële taal, ondanks de grote verscheidenheid onder de bevolking. Hierdoor verloor het Sranantongo contact met het Engels, waarna de taal zich voornamelijk onder invloed van het Nederlands ontwikkelde.

Vleermuis vangen

Het Nederlands in Suriname heeft zich in hoog tempo aan de - voor de kolonisten - nieuwe omstandigheden moeten aanpassen, waardoor het Nederlands veranderde en de woordenschat werd uitgebreid. Met als resultaat het Surinaams-Nederlands.

Al in de achttiende eeuw werden Sranantongo-woorden opgetekend die teruggaan op het Nederlands, dagelijkse woorden zoals borstelen, breien, dom, donderdag, glas, kam, kist, naaien, vangen, verkoudheid, vleermuis.

Kaas en kuieren

Een kleine eeuw later vermeldde het eerste Sranantongo-Nederlandse woordenboek nog meer gewone woorden zoals amandel, bevreemding, borstrok, boterham, bottelarij, doos, hengsel, kaas, koker, kuieren, rodehond (ziekte), spikkelkat (vissoort), vingerhoed, voorhuis.

In 1876, dertien jaar na de opheffing van de slavernij, werd in Suriname de leerplicht ingevoerd voor kinderen van zeven tot twaalf, met Nederlands als enige onderwijstaal. Geleidelijk aan leerden de meeste inwoners van Suriname het Nederlands als tweede taal. In 1954, toen de koloniale periode officieel eindigde, kreeg Suriname een autonome status binnen het Koninkrijk. Nederlands bleef de officiële taal in onderwijs en bestuur, Sranantongo bleef de meest gesproken taal. In 1975 werd Suriname onafhankelijk, wat geen invloed had op de positie van het Nederlands. Er worden momenteel in Suriname meer dan twintig talen gesproken, die allemaal invloed van het Nederlands hebben ondergaan.

Contacttaal

Het Sranantongo is de 'contacttaal' tussen de bevolkingsgroepen, waardoor veel van de Nederlandse invloed via het Sranantongo in de andere Surinaamse talen is beland. Naar schatting spreekt 46 procent van de 485.000 inwoners van Suriname thuis Sranantongo. Juist doordat er zoveel talen gesproken worden, vormt het Nederlands de bindende factor. Het is de moedertaal van een steeds grotere groep mensen: meer dan 60 procent van de bevolking.

Absoluut en almachtig

In de negentiende en vooral twintigste eeuw is het Sranantongo met een groot aantal Nederlandse leenwoorden verrijkt op het terrein van de ambtenarij en het bestuur. Dat zijn woorden zoals absoluut, almachtig, assisteren, beduiden, beleid, bevoegd, boete, college, commissie, inspecteur, ministerie, openbaar, organiseren, paspoort, regeren en wet. Het onderwijs komt terug in griffel, rekenen, school, schoolbank, schoolboek, schoolmeester. Ook het geloof heeft leenwoorden gebracht, zoals bekeren, bijbel, dominee, dopen, engel, kerk, preek.

Verkouden is frikowtu

Het Sranantongo kent in principe alleen open lettergrepen, ook aan het einde van het woord, waardoor verkouden is veranderd in frikowtu en buurt in birti. De uitspraak van de l en de r liggen in het Sranantongo dicht bij elkaar, en beide medeklinkers worden in oude leenwoorden vaak gespeld als r, vergelijk tafraduku voor tafeldoek. In de oudste leenwoorden zijn de meeste medeklinkercombinaties, behalve die met r, vermeden door een sjwa (doffe e) in te voegen; zo is suikerpot veranderd in sukrupatu en schildpad in sekrepatu. In jongere leenwoorden is de aanpassing veel geringer. Waar in birti ‘buurt’ nog een slotklinker werd toegevoegd, zodat het woord eindigt op een open lettergreep, is dat niet meer gebeurd bij plât (grammofoonplaat).

Bron: Nederlandse woorden wereldwijd, Nicoline van der Sijs (uitgeverij SDU).

Gerelateerde berichten