Woordenlijst Wiskunde
Wat betekenen deze woorden?
Wat betekenen deze woorden?

absoluut
Absolute getallen of waarden zijn de werkelijke, precieze aantallen.
• Bijvoorbeeld 3 boeken of 573 leerlingen.
coördinaat
Een coördinaat bestaat meestal uit getallen die de ligging van een punt, een lijn of een vlak bepalen. Je kunt in een rooster bijvoorbeeld 2 vakjes opzij gaan en 3 vakjes naar boven. Dat punt heeft dan het coördinaat (2,3).
deler
Een deler is het getal waardoor je een ander getal deelt.
• In de berekening 20/5 is 5 de deler.
agonaal
diagonaal
Een diagonaal is een lijn die twee niet opeenvolgende hoekpunten van een veelhoek verbindt. Er zit dus altijd minstens 1 hoek tussen de verbonden hoeken.
diameter
De diameter is een middellijn van een cirkel. Stel: je snijdt een ronde taart recht doormidden. De lijn die je mes maakt, is de middellijn of de diameter van de cirkel.
eenheid
Een eenheid is een maat of hoeveelheid waarmee je andere hoeveelheden van dezelfde soort kunt meten of berekenen.
exponentieel
Een exponent is een getal dat aanwijst uit hoeveel gelijke factoren de uitkomst van een berekening bestaat. Bijvoorbeeld 5³ = 5 x 5 x 5. In dit geval is 3 de exponent. Exponentieel wil dus zeggen dat iets steeds met dezelfde factor toe- of afneemt.
factor
Elk van de getallen in een vermenigvuldiging noem je factor.
grafiek
Een grafiek is een tekening van een verzameling getallen.
geheel getal
Een geheel getal is een positief of negatief getal zonder cijfers achter de komma.
lijn
Een lijn is een verzameling punten op één rij.
kwadraat
Een kwadraat van een getal is de uitkomst van dat getal vermenigvuldigd met zichzelf.
7 kwadraat - ook wel 7 tot de tweede macht genoemd - is dus 7 x 7 = 49.
• 102 = 10 x 10 = 100
macht
Een macht is de uitkomst van een getal een bepaald aantal keer met zichzelf vermenigvuldigd.
• 64 is de derde macht van 4.
• 4 tot de derde macht = 43 = 4 x 4 x 4 = 64
negatief
Getallen onder nul zijn negatieve getallen. Je schrijft ze met een min-teken ervoor
• -1
• -3,5
noemer
De noemer is het getal onder de breukstreep. Bij 2⁄5 is 5 de noemer.
positief
Een getal boven nul is een positief getal.
• Bijvoorbeeld 1 of 207 of 3,2.
product
Een product in de wiskunde is de uitkomst van een vermenigvuldiging.
• Bij 3 x 6 = 18 noemen we 18 het product.
punt
In de wiskunde is een punt een plaats in de ruimte.
relatief
Relatieve getallen zijn afhankelijk van andere getallen. Bijvoorbeeld: '1 op de 5 leerlingen moest het examen opnieuw doen.' Dan is 1/5 of 20% een relatief getal.
som
Als je net leert rekenen is een som een berekening, maar in de wiskunde is de som de uitkomst wanneer je meerdere getallen optelt.
• Bijvoorbeeld bij 2 + 2 = 4 is 4 de som van de berekening.
teller
De teller is het getal boven de breukstreep. Bij 4⁄5 is 4 de teller.
variabele
Een variabele is een niet ingevuld getal in een berekening. Vaak wordt dat getal met een letter weergegeven, bijvoorbeeld x of a.
• 2 + x = 32
vergelijking
Een vergelijking is de verhouding tussen twee wiskundige eenheden met een =-teken ertussen.
• 2 + x = 32
verzameling
Een verzameling is in de wiskunde het geheel van wiskundige gegevens die een verband hebben.
• 2, 4, 6, 8, 10
• 2, 4, 16, 256
wortel
Meestal wordt met de wortel van een getal de vierkantswortel bedoeld. Een wortel van een getal krijg je als je het getal in de grootst mogelijke gelijke eenheden verdeelt. De wortel van 25 is 5, want 5 x 5 = 25. Een wortel van een getal wordt geschreven met een √.
• √36 = 6
Wil je meer lezen?
Op andere websites
De betekenis van Nederlandse woorden vind je op vandale.nl en vandale.be.