Aso, dombo, popi
Allemaal turbotaal

Zoals het nu hip is om woorden uit bijvoorbeeld het Sranantongo, Marokkaans of Engels te gebruiken, zo spraken de jongeren in de jaren tachtig van de vorige eeuw turbotaal. Het belangrijkste kenmerk van turbotaal zijn de afkortingen (afko’s) van woorden, alsof de spreker snel wil zeggen wat hij te zeggen heeft (daarom turbo). De meeste woorden krijgen aparte uitgangen op -o of -i.
Emo en frusti
Sommige van die woorden worden nog steeds gebruikt, en er zijn er nog ook bijgekomen na de jaren tachtig. Een paar voorbeelden:
- afko – afkorting
- alto – iemand die afwijkt qua kleding- en muzieksmaak; van alternatieveling
- burgo – burgerman, burgervrouw, burgerlijk; van burgerlijk (bekrompen, gewoontjes)
- dombo – sukkel; van dom
- emo – emotie
- frusti – een gefrustreerde persoon; van gefrustreerd
- hiero – hier, uitroep van verbazing; van hierzo
- negativo – iemand met een negatieve levensinstelling; van negativist
- ordi – ordinair
- paddo – paddenstoel die wordt gegeten om zijn hallucinerende werking
- positivo – iemand met een positieve levensinstelling; van positivist
- slimbo – slimmerik, of juist sukkel; van slim
-
stombo – sukkel; van stommeling